Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Unieke dataset geeft inzicht in verloop organische stof

Akkerbouwers die strategisch omgaan met organische stof kunnen de organische stofbalans op peil houden zolang er voldoende ruimte voor organische mestaanvoer blijft Dat is één van de belangrijkste conclusies uit recent onderzoek door Eurofins Agro. Eurofins Agro analyseerde een dataset met zeventig jaar bodemdata op perceelsniveau en het effect van management daarop. De data is afkomstig van Zeeuwse akkers op kleigrond.

De afgelopen jaren hebben diverse studies over het verloop van organische stof (OS) in de bodem plaatsgevonden. Zowel de praktijk als het beleid hebben kanttekeningen bij deze studies geplaatst. Er zijn met name vragen over de verschillen op perceelsniveau, de periode waarover de studies plaatsvonden en het effect van management op af- of toenamen van de bodemvruchtbaarheid
In het kader van zijn studie aan Aeres Hogeschool Dronten analyseerde Christiaan Maljaars in opdracht van Eurofins Agro bodemvruchtbaarheidskengetallen van 160 percelen in Zeeland. Ook interviewde hij negen akkerbouwers over hun werkwijze en het effect daarvan op het OS-gehalte in de bodem. Vervolgens maakte hij bodemorganische stofbalansen.

Gemiddeld versus perceel
Uit de analyse van de percelen door Maljaars blijkt dat verschillen tussen percelen groot zijn. Op 29 percelen uit het onderzoek is het OS-gehalte significant toegenomen, terwijl op 44 percelen het gehalte is gedaald. Doordat de stijging groter was dan de daling blijft het gemiddelde gehalte volgens deze analyse gelijk.
Maljaars kon in een aantal gevallen beschikken over grondonderzoek van 1950 tot en met nu. Het was bij enkele percelen dus mogelijk bijna zeven decennia aan verloop van bodemgetallen op een rij te zetten. Er waren percelen waar het gehalte in deze zeventig jaar geleidelijk daalde van 1.8% naar 1.4%, maar ook percelen waar er een stijging van 1,6 naar 2,3% werd gerealiseerd. Het gemiddelde OS-gehalte bleef ongeveer 2,2%.

Effect management
Uit de interviews bleek dat de percelen waar het OS-gehalte toeneemt, in beheer zijn van akkerbouwers die bewust omgaan met OS. De aanvoer van effectieve organische stof (EOS) in de vorm van vaste mest en/of compost was daarbij de beslissende factor. Het bouwplan en de grondbewerking hadden minder effect op de organische stofbalans. Ook bleek dat Zeeuwse akkerbouwers die te maken hebben met dalende gehaltes organische stof, zich hiervan over het algemeen wel bewust zijn maar dat zij onvoldoende kans zien het tij te keren bij de huidige mestwetgeving.

Maljaars concludeert dat werken met een OS-balans de basis vormt voor het op peil houden van de bodemvruchtbaarheid. Als de EOS-aanvoer gelijk is aan de afvoer, blijft de balans op peil. Door voldoende vaste mest of compost toe te dienen daalt het organische stofgehalte niet. De ruimte om deze aanvoer te (kunnen blijven) realiseren is van groot belang aangezien organische stof van belang is voor N- en S-mineralisatie, bewerkbaarheid, vochthoudend vermogen, binding en nalevering van K en Mg en Ca en weerbaarheid van de bodem tegen ziektes. Een vervolgonderzoek in de andere provincies is nodig om een volledig beeld te krijgen van het verloop van het organische stof gehalte in de Nederlandse bodem.
Publicatiedatum: