Volgens onderzoekers van de Aalto Universiteit in Finland hebben grote weercycli, zoals het fenomeen El Niño, gevolgen voor twee derde van het wereldwijde akkerland. Deze zogenaamde klimaat-oscillaties zorgen ervoor dat neerslag- en temperatuurpatronen flink veranderen.
"Onze studie heeft aangetoond dat de Noord-Atlantische oscillatie aanzienlijke gevolgen heeft voor de teelt van gewassen in delen van Europa, maar ook in Noord-Afrika en het Midden-Oosten."
De NAO is het verband tussen de lage druk bij IJsland en de hogedrukgebieden bij de Azoren. Wanneer de luchtdruk in IJsland beduidend lager is dan in de Azoren, voert de krachtige wind, warme vochtige lucht naar Europa. Gedurende de andere fase van de NAO, wanneer het drukverschil kleiner is, wordt er minder warme lucht aangevoerd, wat zorgt voor koudere winters met minder neerslag.
In perioden dat de luchtdrukverschillen hoog waren, nam de productie van gewassen in Europa met 2% af ten opzichte van het gemiddelde. Dit effect was met name duidelijk te zien in Spanje en op de Balkan, waar de productie zelfs met 10% daalde. In Noord-Afrika en het Midden-Oosten daalde de productie met 6%. Gedurende de andere fase van de NAO lieten deze gebieden juist positieve veranderingen in de productiviteit zien.
Bij de Indische Oceaan Dipool schommelt de temperatuur van het zeewater. Wanneer deze hoger is in het westelijke deel van de Indische Oceaan zijn de temperaturen in het oostelijk deel van de Indische Oceaan doorgaan lager en vice versa. Het IOD-fenomeen heeft met name gevolgen voor de teelt van gewassen in Australië, waar deze een productiedaling van 6% of productiestijging tot 8% ten opzichte van het gemiddelde kan veroorzaken.
Het onderzoek werd uitgevoerd in samenwerking met onderzoekers van Columbia University, de Vrije Universiteit Amsterdam, het Potsdam Institute for Climate Impact Research (PIK), en de Universiteit van Bonn.