Groenten- en fruittelers in het midwesten van de Verenigde Staten zullen waarschijnlijk eerder afzien van federale biocertificering dan hun collega's in overige Amerikaanse regio's, zo blijkt uit een onderzoek van de Purdue University. Het verkrijgen van een biokeurmerk kan een langdurig en kostbaar proces zijn dat verandering van beheerspraktijken vereist en samenwerking met certificerende instanties die bepalen of het betreffende bedrijf voldoet aan het uitgebreide eisenpakket van de regering. Veel telers, die hogere prijzen voor hun bioproducten kunnen krijgen, hebben dit er echter wel voor over.
In 2017 bedroeg de afzet van biologische voeding €38,6 miljard, een stijging van 6,4% ten opzichte van 2016, meldt de Organic Trade Association. Sinds 2010 is de afzet meer dan verdubbeld. Groenten en fruit zijn de bestverkochte categorieën met een aandeel van bijna 37% in de totale afzet van biologische voeding.
Ondanks de sterk groeiende vraag is het aantal biologische telers sinds 2008 teruggelopen van 14.540 naar 12.818 in 2015. Dit kan deels toegeschreven worden aan het feit dat kleine en middelgrote bedrijven opgegaan zijn in grotere ondernemingen. Andere bedrijven hebben het biokeurmerk eenvoudigweg vaarwel gezegd.
Dit kan komen omdat te weinig kleinschalige biobedrijven zich in de buurt bevinden van markten, die grote volumes bio-AGF op kunnen nemen. Het transport naar dichtbevolkte regio's is mogelijk minder kosteneffectief voor deze kleinere biobedrijven.
Biotelers zijn ook eerder geneigd van biocertificering af te zien als de certificeringsprocedure gepaard gaat met veel 'gedoe'. "Telers zagen eerder van certificering af als ze zich bewust werden van barrières zoals het verlies van vrijheid, het vele papierwerk, de hoge kosten en het contact met certificerende instanties. Het blijkt dat de eisen van de certificeringsprocedure een nadelig effect hadden op het besluit om gecertificeerd te blijven," schrijven de onderzoekers.