Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Siem Beers, Broer:

“Meer focus op veredeling van plantuienrassen met resistenties tegen ziektes en plagen”

Afgelopen jaar vierde Broer haar 70-jarig jubileum. Het plantuienbedrijf heeft een vestiging in Creil waar onder meer de grootste condensdroger ter wereld staat opgesteld en jaarlijks 16.000 ton aan plantuien worden opgeslagen en is nu bezig om dit kunststukje te herhalen met een nieuwbouw in Andijk. Een interview met directeur Siem Beers over de zoektocht naar de ideale plantui.

Waarom was de nieuwbouw in Andijk noodzakelijk en hoe gaat het nieuwe pand eruit zien?
We zijn voornemens om te groeien in conventionele plantuien maar ook in de bio-plantuien. Daarom hebben we besloten die op een aparte locatie in Andijk op te slaan. Het wordt een pand van 3.700 m2 en we werken met dezelfde bouwers als de locatie in Creil, die in 2012 is gebouwd. We werken met duurzame materialen, waarbij de warmtepompinstallatie het meest in het oog springt. Sinds 2012 zijn we in Creil al van het gas af. We waren de eerste ter wereld die op zo’n grote schaal een condensdrooginstallatie heeft geïnstalleerd en inmiddels draait deze in drie loodsen. Met condens drogen brengen wij de lucht tot onder het condensatiepunt, waardoor veel vocht kan worden afgevoerd en de uien worden gedroogd. De warmte die vrijkomt bij het koelproces gebruiken we weer om de uien op te warmen voor verwerking en preparatie . Dat is ideaal, want zo kunnen we de  temperatuur en luchtvochtigheid sturen en dat is met buitenlucht onmogelijk. De condensdroger is feitelijk een koude- en warmte installatie in één. Dat maakt deze technologie uniek. Op onze locatie in Andijk gaan we ook condens drogen, waarbij we weer nieuwe technieken toepassen. Geografisch is de extra locatie in Andijk ook ideaal, want veel telers zitten langs de Noordzeekust van Julianadorp tot Lisse. Dit zijn veelal bollentelers die in de zandgronden weinig last hebben van ziektedruk. Overigens zullen we in Andijk net als in Creil niets anders doen dan opslaan, sorteren en verwerken. In die zin zijn we puur een productiebedrijf. Ook zijn we onze sorteerinstallaties aan het moderniseren, onder meer met optische sorteermachines.

Hoe belangrijk is het voor jullie om een vroeger ras op de markt te krijgen?
Natuurlijk proberen we winst te halen uit de vroegheid van onze rassen, maar dat is niet het meest eenvoudig. Vroege rassen hebben doorgaans een minder wortelgestel. Wij veredelen daarom juist specifiek op vroege rassen met een zwaar wortelgestel. De meeste winst zal voor ons zitten in vroege rassen met ziekteresistenties, zoals valse meeldauw en fusarium. Meeldauw resistentie (HR) is er inmiddels in de rassen Boga en Redlander. Fusariumresistentie is er nog niet maar er zijn wel een aantal rassen sterk tegen. Insectenresistenties tegen trips of de uienvlieg hebben we vooralsnog niet kunnen vinden, maar ik zeg niet dat het onmogelijk is. Ook rassen die tegen droogte kunnen is de laatste jaren alleen maar belangrijker geworden. Een sterk wortelgestel vormt daarbij de basis. Samen met onze moederbedrijven Bejo en De Groot en Slot zetten we breed in op droogteveredeling. We hebben al een ras Carballo, dat ook geschikt is voor de Nederlandse teelt. Ondanks de droogte kwam dit ras er de afgelopen jaar juist in de proeven in Zeeland positief uit. Daarnaast komen met een range rassen die weliswaar niet resistent, maar wel erg sterk zijn tegen ziektes als fusarium. Met ons bio-rassen Boga en Redlander hebben we tevens een nieuwe, meeldauwresistente (HR) rassen die ook sterk zijn op de wortel. In de biologische teelt is dit heel belangrijk. Het gaat om de combinatie van bodem, ras en bemesting. Die vormen de basis voor een gelijkmatige groei. Hoe minder stress gedurende de groei, hoe minder de ‘ellende’ waarmee de uien te maken krijgen. Het ideale ras is natuurlijk ziekteresistent, heeft een goed wortelgestel, smaak en een goede opbrengst, maar dat heeft nogal wat voeten in aarde.

Siem Beers (links) met collega's tijdens het slaan van de eerste paal van de locatie Andijk

In hoeverre worden jullie getriggerd door supermarkten om rassen met bepaalde eigenschappen te ontwikkelen?
Dat gaat vaker andersom. Wij veredelen rassen en proberen die bij de supermarkten te introduceren. Dat is overigens niets nieuws. Ik werk inmiddels 36 jaar onder de BGS-vlag en al die jaren zijn we al in gesprek met supermarkten. Over het algemeen zijn supermarktinkopers wel geïnteresseerd in het hele kleurenpallet en uien met een langere shelf life. De mix in kleuren zal er altijd wel blijven, waarbij geel de hoofdmoot blijft en door de toename van convenience het aandeel rode uien wat groter wordt. Convenience staat steeds meer onder de aandacht en rode uien kleuren mooi in een salade en worden veel gebruikt door TV-koks. Dat is voor ons als Broer weer interessant, geschilde plantuien kun je immers langer bewaren dan zaaiuien vanwege het droge stofgehalte. Ik denk zelf dat er nog wel meer mogelijkheden zijn om in Nederland zoete uien te telen en dat zou dan vanuit de plantuien moten komen. De zoetheid heeft alles met het droge stofgehalte te maken. Hoe lager het gehalte, hoe milder de ui. Alleen hebben we daar in Nederland momenteel niet de juiste teeltmethodes voor, waardoor we de zoete uien vooral uit landen als Peru, Chili en Spanje importeren.  Wel hebben de residunormen die supermarkten hanteren, bijvoorbeeld in Frankrijk, invloed op ons werk. De lobby gaat toch richting een milieuvriendelijkere teelt met minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Als supermarkten bovenwettelijke normen gaan eisen, moeten telers daar op inspelen, bijvoorbeeld door op een andere manier te gaan telen, hetzij door middel van biologische of geïntegreerde teelt.  Denk dan bijvoorbeeld aan de kiemremmer MH, die al jaren onder druk staat. Er zal wellicht een moment komen dat dit middel niet meer gebruikt kan worden. Daarom zijn we als veredelingsbedrijven al jaren bezig om een ui te ontwikkelen die minder spruitgevoelig is. Ook kijken we naar vroegere plantuienrassen, zodat de vraag naar uien 365 dagen per jaar ingezet kan worden, ook zonder MH. De oplossing ligt in mijn optiek in een combinatie van teeltmaatregelen en rassenkeuze. We zullen in de toekomst met z’n allen minder stikstof moeten gaan gebruiken. Dat houdt ook in dat we meer op natuurlijke wijze moeten gaan telen. De ui moet meer terug naar de natuur, maar daarmee zul je wel concessies moeten gaan doen aan de opbrengst. Hopelijk zal dat ook gecompenseerd worden met een hogere prijs, want dat verschil zal iemand moeten betalen.

Wat denk je van de inzet van technieken als dripirrigatie, precisielandbouw en inzet van drones?
Ik denk dat waterbeheersing in zijn algemeen wel een belangrijk punt wordt in Nederland. Zolang dit betaalbaar kan, is dat zeker interessant. Hergebruik van het water zal daarbij een sleutelwoord zijn. Ik kom al jaren in het buitenland en ben daardoor goed bekend met dripirrigatie. Eén van de grootste nadelen kan zijn dat het wortelgestel minder ontwikkeld wordt. Je zou daardoor gevoeligere uien kunnen krijgen. Het is zeker interessant om de ontwikkelingen op het gebied van precisielandbouw te volgen. Er zitten leuke oplossingen tussen, bijvoorbeeld het scannen van de hoeveelheid bladgroen in het gewas, waardoor je meer geïntegreerde bestrijding kunt inzetten. Maar ik ga niet roepen dat alle telers hierop in moeten zetten. De hulp van de technieken moet je zeker gebruiken, maar telers moeten vooral ook door hun gewas blijven gaan.

Zie je het areaal winterplantuien in Nederland groeien?
Er zijn 365 dagen per jaar uien nodig in Nederland. Overwinteringsuien zijn daar onderdeel van. Wij zetten ons wel in om vroegere rassen te krijgen om begin juni al te rooien. Op dat moment is er vaak veel import op de Nederlandse markt vanuit Egypte en Nieuw-Zeeland. Het zou een mogelijkheid kunnen zijn om de import te reduceren, maar dat is niet aan ons, maar aan de uienhandelaren.

Jullie leveren ook plantuien aan hobbytuinders. Hoe groot is die markt?
In landen waar het economisch goed gaat, zie je steeds minder volkstuintjes, maar hoe meer crisis er is, hoe meer mensen zelf gaan telen. Wij hebben meerdere rassen specifiek voor de hobbymarkt. In landen in Oost-Europa is het aandeel eigen teelt nog altijd een traditie, maar ook bij ons worden stadstuinen en daktuinen steeds hipper.

Wordt het Nederlandse uienareaal niet te groot?
Toen ik aantrad bij Bejo in 1984 vroeg men zich dat al af. Toen hadden we in Nederland ruim 12.000 hectare uien. Nu zitten we tegen de 30.000 hectare en nog altijd komt die vraag af en toe op. Ik geloof dat er altijd markten zijn die vragen om de Nederlandse ui. Gezien de groei van de wereldbevolking zijn er de komende decennia nog enkele miljarden mondjes extra te voeden. Als Nederland zijn we meester in de logistiek en het onderhouden van klantcontacten wereldwijd. Ik zie een ander land die positie niet zomaar innemen. Veel landen werken aan hun eigen productbeschikbaarheid, maar toch vragen tientallen landen over het hele jaar naar Hollandse uien.

Hoe is de positie van Broer op de plantuienmarkt?
Er zullen altijd bedrijven verdwijnen en opstaan, maar wij hebben met onze plantuien een unieke positie opgebouwd. Genetica is daarbij het allerbelangrijkste, daar hebben we vijftien jaar geleden breed op ingezet. Nu wordt dat zichtbaar in de rassen die we introduceren. Ik geloof dat telers steeds meer specifiek op rassen gaan selecteren, zoals dat bij aardappelen al lang het geval is.

Over Broer
Bij Broer worden er al meer dan zeventig jaar plantuien geproduceerd, verwerkt en verkocht aan meer dan vijftig landen in Europa en Azië. Ook wordt er geëxporteerd naar Canada en de Verenigde Staten. Bejo/De Groot en Slot besloot in 2002 een veredelingsprogramma voor plantuien op te zetten om de veredeling van goede rassen in een stroomversnelling te brengen. Daaruit is het uienlabel 'Quality Inside' geboren. Broer werd in 2004 overgenomen door Bejo/ De Groot en Slot en Broer is exclusief producent van dit label. Het bedrijf teelt plantuien op diverse locaties in Nederland en samen met haar Russische partner Lukamore LLC voor de lokale markt in Rusland. Daarnaast heeft Broer een partnership met ESC in het Verenigd Koninkrijk en met Bejo Iberica voor de teelt van eerstejaars plantuien voor de mediterrane markt.

S.Beers@Broerbv.nl 

Dit artikel verscheen eerder in AGF Primeur 10 (34ste jaargang), oktober-editie. Klik hier voor meer informatie over AGF Primeur