Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven
Koen van der Voort, Hoofd veredeling De Groot & Slot:

"Uien moeten tegen een stootje kunnen en een betrouwbare opbrengst geven"

Naast het hoofdkantoor van De Groot en Slot in Broek op Langedijk (NH) wordt druk gebouwd aan het nieuwe 'veredelingscentrum'; een ruim hallencomplex waar de veredelaars hun kweekmateriaal kunnen ontvangen, verwerken en opslaan. Hoofd veredeling Koen van der Voort en zijn collega's kijken er al naar uit. Ze kunnen hun werk straks efficiƫnter doen en beschikken over de modernste faciliteiten, onder andere op gebied van bewaring. Samen met vaste partner Bejo Zaden in Warmenhuizen is De Groot en Slot wereldwijd marktleider in uienzaad. In Nederland hebben de twee familiebedrijven meer dan de helft van de markt in handen. Houdt Bejo zich, naast rasontwikkeling, meer bezig met de zaadgerelateerde processen, bij De Groot en Slot ligt de focus op de 'voorkant' van het veredelingstraject, het bolproces en het proefveldbeheer.



Wat doet een hoofd veredelaar?
Ik ben verantwoordelijk voor het team van veredelaars dat zich met uien bezighoudt. Hier in Broek op Langedijk werken we met zes veredelaars. Wereldwijd zijn we Bejo meegerekend met veertien mensen. Het eigenlijke kweekwerk, dat doen de specialisten. Mijn taak is om ervoor te zorgen dat de productontwikkeling door kan blijven gaan. Zo ben ik verantwoordelijk voor de teamsamenstelling, budgetten en proefveldlocaties en onderhoud ik de contacten met verschillende relaties in binnen- en buitenland.

Veredelen is vooruitzien. Welke eigenschappen mogen telers in toekomstige
rassen verwachten?

We merken wereldwijd een toenemende belangstelling voor ziekteresistenties, dus daar besteden we veel aandacht aan. Ook werken we aan een steviger wortelgestel, zodat de uien onder minder gunstige omstandigheden en droogte beter doorgroeien. Dat zal voor de Nederlandse situatie betere rassen opleveren voor de stuggere gronden of gebieden waar het lastig is om te beregenen. Al moet je met sterkere wortels ook weer oppassen. Want van een betere wortelontwikkeling wordt een ui ook later, omdat hij maar blijft doorgroeien. Daarin een balans vinden, is vakwerk. Overall kun je zeggen dat we het Rijnsburger-type, dat we hier in Nederland van oudsher telen, proberen robuuster te maken. Uien moeten tegen een stootje kunnen en een betrouwbare opbrengst geven.

In hoeverre gaan veel kilo's en een goede kwaliteit samen?
In uien is het altijd balanceren tussen opbrengst en kwaliteit. In de jaren negentig zaten we bovenop de kwaliteit en kwamen onze rassen aan de opbrengstkant wel eens wat tekort. We hebben daarna extra aandacht besteed aan de kilo's. Ook die genetica heeft zich ruimschoots bewezen, met zeer hoge opbrengsten. Maar je moet er voorzichtig mee zijn, want in jaren met minder gunstige omstandigheden in de oogstperiode, kan de bewaarbaarheid van zulke rassen achteruit gaan. Niet voor niets is er veel aandacht geweest voor de stikstofbemesting, want ook een teler balanceert tussen kilo's en kwaliteit. De kunst is vooral om een ras uit te kiezen dat past bij de grondsoort en teeltomstandigheden. Iemand die af-land aflevert, zal voor de maximale opbrengst gaan, iemand die tot juni bewaart gaat voor maximale kwaliteit. Voor ons is het de uitdaging om rassen te maken die het beste van beide combineren en zo betrouwbaar mogelijk presteren.''

Er is regelmatig discussie over de vraag of je op zand net zo goede uien kunt telen als op de klei. Wat is uw mening?

,,Ik denk dat je overal een goede ui kunt telen, mits je het juiste ras gebruikt. Telers op het zand kiezen kwaliteitsrassen met een sterk wortelgestel en behalen daarmee prima resultaten. Wel zijn de teeltomstandigheden lastiger. Je hebt meer kans op schommelingen in de groei door bijvoorbeeld droogte.

Bodemgebonden ziektes vormen een steeds groter probleem voor telers. Welke daarvan krijgen van jullie de meeste aandacht?
Tot nu toe zijn dat vooral fusarium en pink root. Niet alleen omdat het belangrijke ziektes zijn maar simpelweg ook omdat hiervoor genetica beschikbaar is die uien minder gevoelig maken. Maar die genen moeten we vanuit wilde soorten inkruisen en dat vraagt veel tijd. Hoe verder het genetisch materiaal af staat van ons Rijnsburgertype, hoe meer ongewenste eigenschappen er meeliften en hoe langer het duurt voordat we die er weer uit hebben.

Jullie hebben een fusariumtolerant uienras op de markt gebracht; Hysky. Wat mag een teler redelijkerwijs van dit ras verwachten?
Fusariumresistentie is geen absolute resistentie, dus je lost er niet alle problemen mee op. Maar je kunt er op fusariumgevoelige gronden de schade wel mee beperken. Je moet het zo zien: stel dat je met een standaard ras 10 procent opbrengst verliest, dan is dat met Hysky minder dan de helft. De mate waarin de ziekte optreedt, zal echter van jaar tot jaar verschillen. Die hangt ook af van andere teeltomstandigheden en seizoensinvloeden. Hier geldt wat voor de meeste ziektes geldt: voorkomen is beter dan genezen. De prioriteit van een teler moet vooral zijn om de omstandigheden voor de schimmel zo ongunstig mogelijk te maken, zoals een ruime rotatie en de juiste grondbewerking.''

In hoeverre kunnen jullie de tolerantie nog verbeteren?
,,Net als pink root is fusarium een zogenaamde multigene ziekte. Dat betekent dat de genen die coderen voor de tolerantie, op meerdere plekken in het genoom zitten. Bij het kruisen lukt het niet om die meteen netjes op de juiste plek te krijgen en te houden. Dat kost tijd. Maar stap voor stap denken we het weerbaarheidsniveau wel verder omhoog te kunnen brengen en zullen we de resistentie in meerdere rassen gaan introduceren.

Wat kan een veredelaar doen aan koprot?
Met de ziekte zelf kunnen we niet zoveel, in die zin dat er nog geen resistentie bekend is. Wel kunnen we aan eigenschappen werken die de kans op het optreden van de ziekte verminderen, zoals dunnere nekken, sneller afrijpen, een betere uniformiteit, een goed sluitende huid of een aangepaste bladstand. Op die manier zorgen we er indirect voor dat koprot minder schade doet.''

Jullie bieden ook rassen aan die extra sterk zijn op meeldauw. Die slaan vooral aan in de biologische teelt. In hoeverre richten jullie je hiermee ook op gangbare telers?
,,In landen waar de overheid of afnemers extra hoge residu-eisen stellen, zie je dat ook gangbare telers ze telen. Maar de opbrengst van deze rassen ligt in de regel iets lager en het zaad is iets duurder, dus dan wordt het toch gauw een economische afweging. Hoewel het niet gemakkelijk is om de resistentie in te kruisen, gaan we er wel mee door. We bieden nu vijf meeldauwresistente rassen aan in meerdere daglengtegebieden, waaronder een nieuwe rode ui voor onze breedtegraad.

Intern rot als gevolg van natte oogstomstandigheden was afgelopen winter een groot probleem. De voorspelling is dat extreme buien vaker gaan voorkomen. Kunnen jullie een ui beter waterbestendig maken?
Je kunt ervoor zorgen dat een ui minder last heeft van water via de dikte van de huid, het aantal huiden en de vochtuitwisselingscapaciteit. Maar het is altijd een compromis, want je wilt een ui na het inschuren ook goed kunnen drogen. Als je een ras hebt met een dunne huid, dan gaat deze er nog wel eens af bij scherp drogen, maar je kunt ze in ieder geval goed droog krijgen. Heb je een ras met een dikke, leerachtige huid, dan kan het water moeilijker de ui binnendringen, maar het kan er ook moeilijker uit. Het is voor ons dan ook continu zoeken naar de juiste balans. Ik denk zelf dat vroegheid een belangrijke rol speelt in dit verhaal. Hoe eerder de uien van het land af zijn, hoe beter.

Bron: Uienkoerier, Bayer CropScience
Publicatiedatum: