Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Gemis Mundial steeds meer merkbaar in uienteelt

Insectendruk vormt een toenemend probleem in de uienteelt. Dat dit het resultaat is van het wegvallen van cruciale chemische gewasbeschermingsmiddelen wordt breed gedeeld. Echter, ook klimaatverandering, nieuwe teelttechnieken en onvoldoende collectief besef spelen een rol van betekenis. Mundial keert niet terug in de gereedschapskist van de Nederlandse akkerbouw, maar wat zijn de alternatieven?

Einstein
Insecten leven in populaties die specifieke levenscycli kennen, die op hun beurt weer worden beïnvloed door een heel scala biotische en abiotische factoren. Het vakgebied dat zich met deze wiskundige materie bezighoudt heet in wetenschapstermen populatiedynamica. Nu hoeft niet elke boer een Einstein te zijn, maar enige kennis van de beginselen van dit vakgebied is wel een must om uien te kunnen blijven telen in de toekomst. Dat was de conclusie van een sessie die Uireka organiseerde met experts over de effecten van het wegvallen van de zaadcoating Mundial.

Het is onmiskenbaar dat na het wegvallen van de zaadcoating insectendruk in de uienteelt een steeds groter issue is. Het zorgwekkende is dat insectendruk een sluipmoordenaar is. Je merkt het pas op als het probleem nog maar moeilijk of geheel niet meer te keren is. Dat heeft enerzijds te maken met de gestage opbouw van insectenpopulaties door de jaren heen en anderzijds spelen nog onbekende effecten die elkaar versterken een rol.

Naast uienvlieg, waar de zaadcoating Mundial met als werkzame stof fipronil zich eerst en vooral tegen richtte, was de werking van deze zogenaamde fenylpyrazool verbinding breder. Uienmineervlieg en mogelijk bonenvlieg, emelten, ritnaalden en andere plaagsoorten werden ook onder de duim gehouden door de uienzaadcoating die sinds 1993 op de markt was. Het wegvallen van diverse middelen tegelijk in meer teelten zoals de bietenteelt, versterkt de populatieopbouw van een aantal plaaginsecten nog eens extra.

Het paard achter de wagen gespannen
Per 250.000 uienzaadjes werd 25 gram actieve stof gebruikt om uienzaad te coaten, oftewel honderd gram per hectare. Omdat zaaiuien als tweejarig gewas niet bloeien is er geen gevaar voor bestuivende insecten, maar dus wel voor plaaginsecten die de uienplant aanprikken of aanvreten en zo het systemisch werkende insecticide binnenkrijgen. Vreterij van zaden door vogels of zoogdieren komt in de uienteelt haast niet voor, waardoor het risico op vergiftiging vrijwel uitgesloten is.

Na het wegvallen van deze vorm van precisielandbouw is nu veel meer actieve stof per hectare nodig om de insectendruk tijdens de teelt enigszins te beheersen. Die middelen worden volvelds gespoten. Eigenlijk is het paard achter de wagen gespannen door het verbod op zaadcoating. Het is echter een illusie om Mundial terug in het middelenpakket te krijgen. Het alternatief is allereerst grondige kennisopbouw en het handelingsperspectief vooral lijkt te liggen in brede collectieve teeltmaatregelen.

Jaarlijkse populatieopbouw vereist collectieve moraal
Bonenvlieg was het afgelopen teeltseizoen in grote delen van Nederland een probleem. Mogelijk is er een relatie met de trage opkomst, omdat de bonenvlieg vooral schade aanricht tot het eerste echte pijpje gevormd is. Bij een latere zaaiperiode kan ook meespelen dat de populatie bonenvliegen al groter is, waardoor de druk op laat gezaaide percelen groter is. Geprimed zaad, waaruit zich sneller een uienplantje ontwikkelt, lijkt daardoor minder last te hebben van de bonenvlieg.

De uienmineervlieg manifesteerde zich vooral in de noordelijke teeltgebieden zoals de Flevopolder en Groningen. De populaties insecten lijken zich in de achterliggende drie teeltseizoenen dat de zaadcoating niet meer gebruikt wordt snel te ontwikkelen tot een niveau dat er forse economische schade optreedt. Dat was dit seizoen goed waar te nemen en zorgde voor lagere plantaantallen en minder opbrengst. Bovendien ligt bij een hoge insectendruk ook verhoogde schimmeldruk op de loer, omdat de insecten naast verwondingen van het blad ook suikerhoudende uitwerpselen achterlaten waar schimmels goed op gedijen.

Uienvlieg komt overal voor en kan over het algemeen met de zogenaamde steriele insectentechniek (SIT) goed onder controle gehouden worden. Het is daarbij wel belangrijk dat voldoende telers in een teeltgebied meedoen aan deze maatregel en daarbij ook de laatste derde vlucht adequaat bestreden wordt om populatieopbouw naar het volgende seizoen te onderdrukken. Waar vroeger de eerste vlucht werd aangepakt via de zaadcoating en SIT met name vanaf de tweede vlucht de populatie onder controle hield, dienen telers massaal eerder te beginnen met deze maatregelen. Een goede en massale aanpak van de eerste vlucht zorgt voor een verminderde populatieopbouw naar de tweede en derde vlucht. Met andere woorden: de eerste klap is een daalder waard. De aanpak van de derde vlucht is vooral belangrijk om de populatieopbouw in zowel de latere zaaiuienpercelen, alsook het aantal overwinterende poppen, beheersbaar te houden. Daarvoor is wel een collectieve moraal nodig. Wie denkt de eigen oogst veilig gesteld te hebben, maar zich niet bekommert over de oogst van de buurman of het volgende teeltseizoen, draagt bij om de uienteelt steeds moeilijker te maken in Nederland. Dat geldt overigens precies hetzelfde bij het achterwege laten van de bestrijding van bijvoorbeeld valse meeldauw wanneer die zich laat in een perceel plantuien manifesteert. In omliggende percelen die nog minder ver ontwikkeld zijn moeten dan vaak noodgrepen worden toegepast om de ziektedruk te beteugelen. Een incidenteel perceel kan zo voor veel narigheid zorgen en per saldo voor een beduidend hoger gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Vooral in gebieden waar van oudsher uien worden geteeld, is het lastiger om een collectieve aanpak te realiseren, zo blijkt in de praktijk. In nieuwe teeltgebieden is gezamenlijk gebruik van teeltmaatregelen zoals SIT haast vanzelfsprekend.

Duurzaam bodembeheer
Bodemfactoren die mogelijk een rol spelen zijn de opbouw van organische stof, groenbemesters en ook niet kerende grondbewerking (NKG) kunnen een onvermoed effect hebben. Een hoger organisch stofgehalte is goed voor de waterhuishouding en vruchtbaarheid, maar trekt ook insecten aan. Zeker verse organische stof als gevolg van groenbemesters zou weleens een rol kunnen spelen in versnelde populatieopbouw van verschillende plaaginsecten in de uienteelt. Wanneer dan ook niet kerende grondbewerking wordt toegepast kan de insectenpopulatie over de seizoenen heen welig tieren, zo is de gedachte.

Onderzoek naar bodemeffecten, inclusief waardplanten onder bijvoorbeeld groenbemesters, onkruiden en akkerranden, is nodig om meer inzicht te krijgen welke factoren bijdragen aan de insectendruk die jaar op jaar toeneemt. In gebieden met een hoge insectendruk is het heel moeilijk, zo niet onmogelijk, om uien te blijven telen. De juiste integrale teeltmaatregelen in collectief verband nemen is het sleutelwoord, ook in de aanpak van insectendruk. Dat vereist aandacht van alle ketenpartners en misschien wel wettelijke teeltmaatregelen.

Dit artikel verscheen in de uienspecial van Vakblad Primeur. Het hele nummer lezen? Sluit nu een abonnement af

Publicatiedatum: