Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Agrarisch erfgoed: de Juunrenne

Tholen - Uien bewaren is altijd een kunst geweest om hogere prijzen te kunnen maken. Tegenwoordig gebeurt dat in geavanceerde bewaarschuren met klimaatregeling en dure ventilatiesystemen. Vroeger moest men het doen met eenvoudige middelen: houten constructies van oude kozijnen en kippengaas, de juunrenne. Stichting Juunrenne zet zich al jaren in om dit stukje agrarisch erfgoed te bewaren en onder de aandacht te brengen.

© Stichting Juunrenne
Foto: De gerestaureerde juunren en hooiberg

De Romeinen brachten uien naar Europa, en juist in Zeeland vonden ze de perfecte omstandigheden. De provincie groeide uit tot het hart van de Nederlandse uienteelt. Vanaf de jaren 1900 tot in de jaren '60 gingen Zeeuwse telers zich specialiseren in bewaaruien. Overal in het deltagebied ontstonden juunrennen. "Eigenlijk had iedere teler die iets met uien deed, zijn eigen juunrenne", vertellen bestuursleden Jaap van der Slik en Jan Verbiest.

Van noodzaak naar erfgoed
De grootte van een juunrenne maakte veel duidelijk over het areaal van de boer. Jan: "Soms waren het indrukwekkende bouwwerken van tientallen meters lang. Breed bouwen kon niet, dan droogden de middelste uien slecht." Over het algemeen waren ze ongeveer 1,5 meter breed, de lengte varieerde sterk. Rondom werd kippengaas aangebracht, zodat de wind er gemakkelijk doorheen kon blazen om de uien te drogen. Rennen werden na de oogst gevuld met los gestorte uien, meestal via het dak dat open kon. Vooraf werd op de grond een laag stro aangebracht om vocht van onderaf tegen te gaan. In sommige gevallen werd een juunrenne gevuld met kistjes, maar daar zaten dan meestal sjalotten in. "Op deze manier konden uien bewaard worden tot aan het voorjaar", vertelt Jaap.

© Stichting Juunrenne
Foto: De juunren voor de restauratie

Toen in 2012 bekend werd dat een van de laatste juunrennen in Ouddorp op de nominatie stond om gesloopt te worden, werd ter behoud ervan in allerijl Stichting Juunrenne opgericht. Naast de huidige bestuursleden was Matthijs Loosjes, oprichter van De Groene Vlieg actief in natuurlijke plaag- en ziektebestrijding in uien, één van de oprichters. Hij was tot aan zijn overlijden in 2024 secretaris van de stichting. "Hij was een belangrijke motor achter de stichting en organisator van de herbouw. Met medewerking van de gemeente en de inzet van vrijwilligers hebben we het bouwwerk gedemonteerd, opgeslagen en startte een zoektocht naar een nieuwe plek. Uiteindelijk konden we de juunrenne herbouwen op het terrein van evenementenlocatie Tuincafé de Overkant. Een hele klus waar ruim 400 manuren inzitten", vertelt Jan.

Het is een echte blikvanger. "Het is een van de fraaiere exemplaren, degelijk en zorgvuldig gebouwd die het mogelijk maakte om een groot volume uien goed te ventileren en te bewaren. Bij de herbouw konden we een groot deel van het originele materiaal opnieuw gebruiken. Hij was ooit 28 meter lang waarvan we nog zo'n 14 meter konden opbouwen", klinkt het trots.

Geschiedenislessen
De herbouw werd in maart 2017 afgerond, gek genoeg het jaar waarin het uienareaal in Zeeland drastisch ging afnemen door verzilting. Door de restauratie blijft een belangrijk stuk uiengeschiedenis bewaard, met een lessen en inspiratie voor het heden.

Zoals het belang van goede bouwplannen en gewasrotatie. In de gerestaureerde juunrenne werden ook wel sjalotten bewaard en dat had een oorzaak die nog altijd actueel is: de uienvlieg. De zandgronden rond het dorp waren van nature ideaal voor uienteelt. Juist doordat er jarenlang intensief uien werden verbouwd, kon de uienvlieg zich er massaal ontwikkelen. Het werd een ware plaag die hele oogsten aantastte. "Toen de uienvlieg massaal toesloeg, stapten boeren over op sjalotten", vertelt Jaap. "Het was de enige manier om toch opbrengst uit het land te halen, omdat gewone uien daar simpelweg niet meer konden groeien."

En de bestuursleden wijzen op nog een andere les uit de geschiedenis. Uienteelt is een van de weinige gewassen die tijdens het groeiseizoen open blijft, waardoor onkruid telkens de kans krijgt. "Vroeger kende men het systeem van 'juun om den dorden'. Knechten deden naast het zaaien/poten en oogsten het wiedwerk in de uien, een arbeidsintensieve en kostbare klus. In ruil daarvoor kregen ze een derde van de opbrengst, terwijl de boer de overige twee derde hield. De knecht had zo de kans om een deel van de oogst voor zichzelf te verdienen, maar deelde ook in de risico's", vertelt Jaap. "Het was geen liefdadigheid, maar een praktische en economische oplossing waarvoor men bij moderne teeltmethoden veel middelen gebruikt, maar biotelers moeten naar andere oplossingen zoeken."

De juunrenne is het eerste cultuurhistorisch object waar de stichting zich over ontfermde, maar ze zetten zich breder in om agrarische objecten in het landschap te behouden. "We zijn eigenlijk een soort pleitbezorgers voor erfgoed dat anders verdwijnt. Wat voor de een oud en overbodig lijkt, vertelt voor ons het verhaal van de landbouw en de gemeenschap", aldus Jan en Jaap.

Hooiberg, poterloodsjes, tandheugels
De stichting beheert naast de juunrenne ook een gerestaureerde hooiberg bij De Overkant die een belangrijk stuk geschiedenis vertelt. Lang voordat de trekker zijn intrede deed, was dat de brandstoftank van de boerderij. "Paarden waren de trekkracht op het land en die aten hooi. Zonder hooiberg had je dus geen brandstof voor je bedrijf", legt Jan uit.

© Stichting Juunrenne
Foto: De hooiberg voor de restauratie

In het Zeeuwse landschap zijn nog veel agrarische of daaraan gerelateerde bouwwerken te vinden die dreigen te verdwijnen. Hier en daar zijn er nog poterloodsjes te vinden. Kleine schuurtjes met meestal glazen wanden. Ze dienden om pootaardappelen in de winter te bewaren en goed te laten spruiten voor het nieuwe seizoen. Het glas zorgde voor voldoende licht en warmte, zodat de aardappelen korte, stevige spruiten ontwikkelden in plaats van lange, zwakke scheuten. "In zo'n glazen loodsje konden pootaardappelen de winter veilig door, en in het voorjaar had je meteen goed materiaal om opnieuw te poten", vertelt Jaap. "Een prachtig voorbeeld van hoe telers hun teelt slim voorbereidden."

Niet alleen gebouwen, ook de prachtige oude dijkstructuur en tandheugels horen bij het agrarisch erfgoed. Ze vormen het skelet van het landschap, zonder dijken zou er geen landbouwgrond zijn geweest en geen ruimte voor de uienteelt. Via tandheugels en sluizen konden boeren en waterschappen het waterpeil regelen en zo het land bruikbaar houden. "Wat nu als bouwgrond of overtollig oud wordt gezien, vertelt eigenlijk het verhaal van hoe water en landbouw eeuwenlang met elkaar verweven waren", benadrukken de bestuurders.

Vrijwilligers
De stichting draait volledig op vrijwilligers en zoekt nieuwe mensen, ook voor bestuursfuncties. "We hebben momenteel een vacature voor secretaris. Misschien dat dit artikel iemand aanspreekt. Het zou mooi zijn als er mensen uit de sector of het Zeeuwse betrokken raken. Wat vroeger vanzelfsprekend was, kan zomaar verdwijnen. Als wij er niet voor zorgen dat het bewaard blijft, is het straks weg. En daarmee verlies je naast een stuk identiteit van de streek, ook kennis."

Voor meer informatie:
Jan Verbiest
Stichting Juunrenne
[email protected]
www.juunrenne.nl

Dit artikel is afkomstig uit de uienspecial van het vakblad Primeur. Klik hier om een abonnement af te sluiten.

Gerelateerde artikelen → Zie meer