Het bericht over het OM-onderzoek naar 'witwassende' aardappelen- en uienhandelaren hield eind juli de gemoederen bezig. Volgens Jurjan Geertsma, advocaat bij JahaeRaymakers, is er sprake van angstgedreven bericht- en regelgeving. Hij geeft hieronder zijn reactie:
Na accountants, notarissen, banken, trustkantoren en andere instellingen die onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (‘Wwft’) vallen, heeft de overheid deze zomer vol de aanval geopend op Nederlandse aardappel- en uienhandelaren en andere ondernemingen actief in de AGF-handel. Zonder enige vorm van wederhoor of proces, is deze sector door het Openbaar Ministerie (OM) als crimineel gekwalificeerd.
“Het zijn harde criminelen”. Nee, het zijn handelaren die net als elk ander beroep of bedrijf soms door anderen voor criminele geldstromen kunnen worden ge- of misbruikt,
“Dan zijn het (schuld)witwassers.” Nee, deze bedrijven en beroepsbeoefenaren hebben een poortwachtersfunctie ter voorkoming van witwassen.
“Dan zijn het ongehoorzame poortwachters.” Nee, bedrijven en beroepsbeoefenaren worstelen in de praktijk met de uitvoering van deze, in zekere zin door de overheid gedelegeerde, taak tot het voorkomen van criminaliteit, ook in verhouding tot hun klant of opdrachtgever.
“Dan zijn het ziende blinde poortwachters” Nee, het is de overheid zelf die uit het oog verliest dat toezichthouder, opsporingsambtenaar of rechter altijd achteraf oordelen. En dan bovendien nadat de overheid eerst maandenlang haar volledige wapenarsenaal heeft kunnen inzetten om de gang van zaken te reconstrueren. Dit wapenarsenaal en deze benefit of hindsight heeft de poortwachter niet. Deze moet op het moment zelf beslissen op basis van de veelal door de klant zelf aangereikte informatie. Bij zo’n ongelijke rolverdeling tussen poortwachter en overheid is het onvermijdelijk dat het in de ogen van diezelfde overheid weleens misgaat. De vraag is echter hoe zinvol en redelijk het is om de poortwachter steeds met de kennis van nu te beoordelen. Of om in agrarische termen te blijven: “achteraf kijk je een koe in de kont”.
En dan hebben we het nog niet gehad over het grootste probleem van de Wwft: namelijk dat op voorhand niet goed kenbaar is wat nu precies van de poortwachter wordt verwacht. Een belangrijk onderdeel is bijvoorbeeld het cliëntenonderzoek. Dit dient “risico-gebaseerd” vorm te worden gegeven. Dit betekent dat het grotendeels aan de poortwachter zelf wordt overgelaten hoe dit moet worden uitgevoerd. Vragen over de exacte inhoud en reikwijdte van wettelijke terminologie – die bij het maken van de risico-inschatting in het achterhoofd moeten worden gehouden - blijven echter goed en wel onbeantwoord. De realiteit is dat Nederland nog steeds niet de 4e anti-witwasrichtlijn volledig heeft geïmplementeerd, terwijl dit uiterlijk op 26 juni 2017 had moeten geschieden en dat de algemene leidraad Wwft van de rijksoverheid (januari 2014) en de leidraad van DNB (april 2015) nog zijn gebaseerd op een sterk verouderde Wwft. Hoe valt dit te rijmen met het aanspreken van poortwachters? Hier kan tegenin worden gebracht dat de overheid beoogt duidelijkheid te geven door een waslijst aan indicatoren beschikbaar te stellen die op witwassen (of recent: corruptie) kunnen duiden. Deze zijn evenwel zo algemeen geformuleerd, dat er zo langzamerhand altijd wel een of meer indicatoren van toepassing zijn. Het effect hiervan is dat transacties in abstracto worden gekwalificeerd als ongebruikelijk, terwijl van een criminele herkomst in concreto feitelijk helemaal niet is gebleken. Toch worden in die gevallen forse strafrechtelijke onderzoeken tegen de niet-meldende poortwachter uitgevoerd. De vraag naar de achterliggende criminaliteit blijft onbeantwoord en de echte (drugs)criminelen worden niet aangepakt omdat zij onvindbaar zijn, de zaken geen prioriteit hebben of simpelweg geen capaciteit beschikbaar is.
Dit alles zou ook de berichtgeving over de aardappel- en uienhandelaren kunnen verklaren. Er lijkt vanuit angst te worden doorgeschoten in symptoombestrijding, terwijl er geen onderzoek naar de ziekte is gedaan. De diagnose wordt niettemin al en plein public verkondigd: “De export van aardappelen en uien blijkt vatbaar voor grootschalige witwaspraktijken vanwege contante geldstromen.” en “Daarmee werken zij vermoedelijk mee aan het witwassen van crimineel geld.” Is dit nu een nieuwe indicator: cliënt is actief in de aardappel- en/of uienhandel? Of hield het bericht verband met het plan van aanpak witwassen zoals het verbod op betalingen met contanten vanaf 3.000 euro en afschaffing van het 500 biljet?
Instellingen willen hun poortwachtersfunctie absoluut serieus nemen, maar hebben hierbij meer ‘guidance’ en steun van de overheid nodig. In plaats van die te bieden benadert de overheid ‘risk-based’ in de praktijk steeds meer als ‘fear-based’. Dit is een zorgwekkende ontwikkeling, al is het maar omdat angst een slechte raadgever is. Reacties in de praktijk als “ik meld vanaf nu elke transactie wel”, “ik heb niet gestudeerd voor opsporingsambtenaar” of “het geeft mij zoveel stress” zijn veel gehoord. Het is ook zorgwekkend omdat vanuit angst het vertrouwen in het beroeps- en bedrijfsleven wordt opgeofferd terwijl de bron van het probleem – de achterliggende (drugs)criminaliteit – niet wordt aangepakt. Een meer bezonnen benadering van beroeps- en bedrijfsleven ter zake (het bestrijden van) witwassen in de media en in tucht- en strafrechtelijke onderzoeken, voorkomt afkeer en afbreuk van de huidige systematiek, versterkt het vertrouwen over en weer, en kan een effectievere meer intrinsieke samenwerking op dit gebied van het voorkomen van criminaliteit bevorderen.
Jurjan Geertsma, advocaat JahaeRaymakers