Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Droogtips voor uien

Door de sterk wisselende temperaturen tijdens het inschuren kan een partij uien met grote temperatuurverschillen ingeschuurd worden. Het is belangrijk om die verschillen in de uienhoop snel op te heffen. Geef koprotschimmels geen kans en vermijd daarom een producttemperatuur tussen 22 en 25 °C. Lees alle droogtips van Tolsma-Grisnich.

1. Hef temperatuurverschillen in uienhoop vlot op
Door de sterk wisselende temperaturen tijdens het inschuren kan een partij uien met grote temperatuurverschillen binnen komen. Het is belangrijk om die verschillen in de uienhoop (en ook in kistenbewaring) snel op te heffen. Omdat er bij uien continu geventileerd wordt, zijn de temperatuurverschillen vaak snel verdwenen. De bewaaradviseurs van Tolsma-Grisnich hebben nuttige tips.

2. Temperatuurverschillen
Bij temperatuurverschillen in de uienhoop duiden de plekken met een lagere temperatuur op meer vocht. Zodra de temperatuur op die vochtige plekken weer oploopt, drogen ook deze plekken goed op. Ventileer dus eerst intern met de deur open om temperatuurverschillen weg te werken.

3. Koprotschimmel de kop indrukken
Zet bij het opwarmen van de kachels de kanaaltemperatuur bij voorkeur op ± 22 °C. Daardoor komen de uien op een temperatuur van 20 °C. Vermijd het temperatuurtraject van 22 tot 25 °C, want juist bij die temperatuur kan de koprotschimmel zich sterk uitbreiden. Als uien al met 30 °C binnen gekomen zijn zorg dan dat ze daar een aantal dagen op blijven of koel ze terug naar 20 °C. Let op dat ze niet in het traject van 22 – 25 °C blijven hangen.

4. Vochtigheidssensor onmisbaar
Een relatieve vochtigheidssensor is absoluut nodig bij het drogen van uien. In combinatie met temperatuursensoren bepaalt de vochtigheidssensor of er wel of niet met drogende lucht geventileerd wordt. Vooral bij uien kan de RV in de bewaring sterk wisselen. De vochtigheidssensor is dus een onmisbaar hulpmiddel.

5. Dunne en droge nekken
Bij een temperatuur van ± 20 °C bereikt de RV in de bewaarplaats na verloop van tijd het niveau van 65 tot 70%. De uien zijn dan uitwendig droog. Ze ritselen als je er overheen loopt. Zodra ze ritselen, betekent het in de praktijk dat de uien nog drie weken continu geventileerd moeten worden. De uien zijn pas echt droog als de nekken dun en droog zijn.

5. Vocht in de laatste huid
Een andere manier om te controleren of de uien goed droog zijn, is door de huiden af te pellen en te kijken of er nog vocht aanwezig is in de laatste huid. Is deze laatste huid nog vochtig, dan zijn de uien nog niet goed droog.

Voor meer informatie:
Tolsma-Grisnich
Fabrieksweg 7
8304 AT Emmeloord
+31 (0)527 63 64 65
info@tolsma.com  
www.tolsmagrisnich.com    

Publicatiedatum: