Minister Adema van LNV heeft geen signalen dat er dit jaar in Nederland een grote verschuiving plaatst vindt van de teelt van pootaardappelen naar de teelt van aardappelen voor de verwerkende industrie, zoals gesteld wordt door North-western European Potato Growers (NEPG). Dit geeft hij aan in zijn antwoorden over de Kamervragen van Tweede Kamerlid Boswijk over het bericht dat de NEPG zich zorgen maakt over de pootgoedproductie.
"Het artikel beschrijft vooral dat een grotere vraag naar fritesaardappelen leidt tot hogere prijzen voor die aardappelen en een betere winstgevendheid voor de akkerbouwer", geeft de minister aan.
"De internationale positie van de Nederlandse pootgoedsector is niet afhankelijk van één oogstjaar. De verwachting vanuit de NAK is dat het areaal voor de pootgoedteelt in Nederland dit jaar ten opzichte van vorig jaar 3 - 5% daalt. Fluctuaties in vraag en aanbod binnen
deze sector in zowel Nederland als daarbuiten zal effect hebben op de prijswaardoor het op termijn mogelijk weer aantrekkelijker wordt om een andere aardappel te telen", zo pareert hij de vragen over de gevolgen van de verschuiving voor de internationale koploperspositie van het Nederlandse pootgoed."
De suggestie van de NEPG dat strengere regelgeving voor gewasbeschermingsmiddelen een reden is waarom akkerbouwers besluiten minder pootgoed te gaan telen, wordt volgens Adema niet onderbouwd.
Lees hier de volledige antwoorden van minister Adema
Bron: Rijksoverheid