Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief om al het laatste nieuws direct per e-mail te ontvangen!

Inschrijven Ik ben al ingeschreven

U maakt gebruik van software die onze advertenties blokkeert (adblocker).

Omdat wij het nieuws gratis aanbieden zijn wij afhankelijk van banner-inkomsten. Schakel dus uw adblocker uit en herlaad de pagina om deze site te blijven gebruiken.
Bedankt!

Klik hier voor een uitleg over het uitzetten van uw adblocker.

Meld je nu aan voor onze dagelijkse nieuwsbrief en blijf up-to-date met al het laatste nieuws!

Abonneren Ik ben al ingeschreven

Kalibemesting voor kwaliteit

Kalium is en blijft een zeer belangrijk bemestingselement. Kalium is de transporteur in de plant. Ook is kalium zeer belangrijk voor de kwaliteit van het gewas, de stevigheid en heeft het invloed op opname van magnesium, calcium en dus ook glazigheid. Kalium kan zowel voor als tijdens de teelt gegeven worden. Het heeft onze duidelijke voorkeur om de kalium altijd vers in een groeiend gewas te geven. Ons advies is om van tevoren een grondmonster te nemen om te bepalen of een kaliumbemesting voorafgaande aan de teelt nodig is. Dit is meestal (op een aantal uitzonderingen na) nooit nodig. Een hoge gift chloorhoudende kali, zoals Kali 60, kan voor een teelt gestrooid worden om het chloor te laten uitspoelen. Dit is een goede gedachte, maar bijkomend nadeel is dat het element kali ook mobiel is in de grond. Vaak is een kalibemesting voor de teelt niet noodzakelijk. Situaties waarin dit wel ons advies is, staan hieronder vermeld:

Kali beschikbaarheid (K-PAE), K-nalevering (K–CEC) en CEC–bezetting:
K–PAE laag (50 kg K/ha) dosering: 180 kg/ha K2O
K–CEC laag (<2%) dosering: 300 kg/ha K2O
CEC–bezetting laag (<95%) dosering: 300 kg/ha K2O

Gewassen als aardappelen, uien en spruiten vragen pas veel kali bij de vorming van het te oogsten product. Dit is pas in het groeiseizoen. Tot die tijd moet de kali die voor de teelt is gestrooid los in de grond blijven. Hierdoor ontstaat een grote kans op uitspoeling. Ons advies is om kali toe te dienen wanneer de plant het nodig heeft, dus in het seizoen. Indien het grondmonster/aanname van kaliumtoestand van de bodem normaal is, kan er een kaliumbemesting aangehouden worden van 170–220 kg K2O. Bovendien signaleren we dat makkelijk groeiende rassen positief reageren op extra kali (o.a. Abacus en Gingantus). De wat moeilijk groeiende rassen (o.a. Profitus en Albarus) hebben liever een iets gematigde kaliumbehoefte. Reken hierbij een rasbehoefteverschil van 40 kg K2O.

De kalibemesting kan met diverse kalimeststoffen uitgevoerd worden. Dit kan met specifieke kaliummeststoffen, zoals patentkali, poly-kaliumsulfaat, kaliumsulfaat of n(p)k meststoffen zoals 14–00–24, 13–06–23 of 16–00–32. Afgelopen seizoen zagen wij op ons proefveld ook positief resultaat wat betreft de kwaliteit met behoud van dezelfde kilo-opbrengsten van een gedeelde kaliumgift, waarin een tweede gift in juni/juli werd toegepast. De stokken en spruiten in deze proefvelden vielen tot aan de oogst op met hun stevigheid. Indien bijvoorbeeld de stikstofbasis geheel wordt gegeven met een rijenbemesting, schept dit de mogelijkheid om kalium op een los tijdstip van stikstof op het ideale moment te geven. Bij een splittoepassing kunt u de eerste gift vlak na poten toedienen en de tweede gift eind juni toepassen.

Bron: Mol Agrocom

Publicatiedatum: